Als ik dood ga dan…

Het was 1999. Ik had net Onno leren kennen. En we waren wat aan het daten.

Ondertussen stond er al samen met mijn vriendin Sandra een backpack reis naar de Philippijnen gepland. En vriendje of niet, die reis ging door. Ook al wist ik dat ik hem ging missen, het was ook allemaal nog zo pril.

Reizen met San was een feest. We vermaakten ons goed. En we hadden in ieder geval één specifiek doel. We wilden allebei gaan duiken. Dus reisden we af naar een van de eilanden, waar we onze padi (duikbewijs) konden halen.  Maar het weer was pittig. Het stormde soms aardig. Gelukkig lukte het mij tussendoor toch om mijn padi te halen (San moest stoppen ivm pijnlijke druk op haar oren).

Verder reizen

Op een gegeven moment wilden we weer verder reizen. Maar er gingen geen veerboten. Het was te gevaarlijk. Er waren doorlopend tyfoons. Dus moesten we geduld hebben. En in de gaten houden wanneer de eerste boot weer zou gaan.

Zoveel dagen later konden we de eerste ferry terug naar het vaste land nemen. En als ik het dan heb over een ferry, moet je niet zo’n boot naar Engeland voorstellen. Dit was een klein laag, beetje krakkemikkig bootje, waar zo’n 50 mensen op konden.

Stormen

Eenmaal op het open water begon het te stormen. De boot ging alle kanten op. San en ik spraken elkaar rustig toe. We hielden de crew in de gaten, want zolang zij rustig bleven, gingen wij dat ook doen.

Toen liep er water in de boot en zagen we paniek in de ogen van de crewleden.
Een Philipijnse dame naast Sandra ging aan één stuk door hysterisch praten. San en ik hielden elkaars handen vast. Ik was bang. Ik had geen idee hoe ver het nog was tussen de ferry en het vaste land. We kregen geen informatie, wisten niks en konden alleen maar hopen op een goede afkomst.

Mantra

Ik weet niet veel meer van de reis; alleen mijn gedachten zijn mij heel helder bijgebleven. Het werden bijna een soort mantra’s omdat ik ze de hele tijd in mijn hoofd bleef herhalen.

  1. ‘Als ik dood ga, hoop ik niet dat mijn ouders op het nieuws horen dat er twee Nederlandse toeristen omgekomen zijn in een bootramp op de Philipijnen.’
  2. ‘Jammer dat ik niet meer tijd heb gekregen met Onno. Het had best iets heel moois kunnen worden.’
  3. ‘Ik hoop dat Sandra niet bang is.’
  4. En ik heb echt een heel leuk leven gehad. Ik hoop dat mijn ouders dat weten.’

En deze gedachtten gingen doorlopend door mijn hoofd, terwijl Sandra en ik elkaar vasthielden. De dame naast ons zat nog teeds te gillen en de tyfoon zwiepte het bootje alle kanten.
En toch, naast alle angst en paniek, voelde ik mij ook rustig.  Ik had het gevoel dat mijn gedachten over zouden komen bij mijn ouders en Onno. Ik had graag nog langer geleefd. Maar ik had in ieder geval geleefd en al heel veel moois meegemaakt.

Totaal verdwaasd

En opeens stonden we op de wal. En niet veel later zaten we in een bus. Totaal verdwaasd. Voor zowel Sandra als voor mij is dit stuk totaal wazig. We hebben beiden geen idee meer hoe dit uiteindelijk is gegaan. Geen idee, hoe lang de boottocht heeft geduurd. Geen idee hoe we aan land zijn gekomen. Geen idee hoe we in de juiste bus terecht waren gekomen.

Het leek net alsof we samen wakker werden uit een vreselijke nachtmerrie.  En alleen maar heel blij konden zijn dat we er nog waren. We hebben gehuild, gelachen, getrild. En heel veel nagepraat. En nog nooit eerder heb ik het ‘op papier’ gezet. Aan alles merk ik dat mijn lijf het trauma nog herkent. Ik voel m’n buik samentrekken, krijg het warm en een lichte hoofdpijn (misschien een keer een brainspotting-sessie aan wijden).

Maar het allerbelangrijkste zijn de gedachten die ik had. En die gedachten blijven me altijd bij. Want ik weet uit ervaring wat het allerbelangrijkste is: de mensen van wie ik hou. En het mooie leven (dat ik al had geleefd).

Dus ja, ik tel mijn zegeningen, liefst elke dag weer.
Tel jij je zegeningen?

P.s. De ferry waar wij op zaten, was door alle tyfoons, de eerste maar ook meteen de laatste ferry voor weken.

P.p.s. Nu zo’n 25 jaar later, heb ik samen met Onno en twee zonen een heel goed leven.

P.p.p.s. Ik heb mijn ouders pas jaren later hierover verteld. Want ik wilde niet dat ze zich extra zorgen zouden maken, als ik weer ging reizen.

P.p.p.p.s. Sandra en ik zijn nog steeds hele goede vriendinnen.

Rustige groet,
Wendela